top of page

De soepsteen

 

In een dorp waar veel armoede was, liep eens een vreemdeling. Hij had een lange weg achter de rug en was hongerig. Het was koud. Toch was er in de meeste huizen geen vuur in de open haard. In een huis waar wel vuur brandde, zag hij een paar gezinnen bij elkaar zitten. Hij klopte op de deur en vroeg of hij zich ook bij het vuur mocht warmen. De kamer zat al vol, maar iedereen schoof een stukje op, zodat er voor de vreemdeling ook nog een plaatsje was.
De mensen zagen er hongerig uit, en toch werd er geen eten klaargemaakt.
‘Ik zou graag soep op het vuur willen koken’, zei de vreemdeling, ‘hebt u een grote pan voor me?”
Verbaasd keken de mensen hem aan en vroegen:
‘ Waar wilt u soep van koken? Uw rugzak is bijna leeg.’
De man haalde een mooie ronde steen uit zijn zak en zei:
‘ Dit is een heel bijzonder steen. Een soepsteen. Als u een pan met water op het vuur zet, kan ik van die steen soep koken.’
De mensen geloofden niet direct wat de man zei, maar ze hadden wel een grote pan en genoeg water, dus konden ze het allicht proberen.
De kinderen dachten: ‘Misschien is die man een tovenaar!’

Nieuwsgierig zagen ze hoe hij de steen voorzichtig in de pan met water langzaam begon te koken. Toen zei de man: ‘Nu zou er eigenlijk een beetje zout aan toegevoegd moeten worden.’
De vrouw die in het huis woonden stond op en haalde wat zout uit de kast.
‘Goed’, zei de man. ‘En een stukje vlees zou de soep nog lekkerder maken.’
De buurvrouw zei: ‘Ik heb in de kelder nog wat soepvlees voor het avondeten bewaard. Nu we hier samen soep gaan eten, kan ik er dat wel bijdoen.’
‘Een ui en een prei zouden er ook goed in smaken’ zei de vreemdeling.
‘Die heb ik nog in mijn tuin’, zei de overbuurman.
‘Ik heb nog een restje bonen en wat selderij’, zei een ander.
Iedereen ging iets halen waardoor de soep nog lekkerder en voedzamer kon worden.
En even later hing er een heerlijke geur in de kamer. De borden en lepels werden alvast klaar gezet.

Na een poosje stond de man op, roerde in de soep en proefde. ‘De soep is klaar’ zei hij en schepte de borden vol. Allen smulden van de overheerlijke soep. In lange tijd hadden ze niet zo lekker gegeten. Ze aten samen de hele pan leeg. Alleen de soepsteen lag er nog in.

De vreemdeling stond op en wilde vertrekken.

‘Uw soepsteen ligt nog in de pan’, riep een kind, ‘u vergeet uw soepsteen!’

‘Die mogen jullie houden,” zei de man, ‘daarmee kan je nog wel duizend maal soep koken, als je’t maar precies doet zoals wij het nu hebben gedaan. ‘
Dat is een wondersteen!’ zeiden de kinderen tegen elkaar.
De vreemdeling lachte toen hij dat hoorde terwijl hij de deur uitging. Buiten het dorp gekomen, zocht hij een mooie ronde steen, stopte hem in zijn rugzak en liep fluitend verder.

 

bottom of page