top of page

De kleine dood
 

 

Er wordt geklopt. "Ja",roep ik. De deur gaat open. Een klein mannetje komt binnen, twee en een halve bloempot hoog. "Hé," zeg ik, "kom binnen, wie ben jij?""Ik ben de kleine dood", zegt hij, en ineens barst hij in tranen uit. Nu had ik kunnen zeggen: " Hou op met die flauwe kul, wees flink". Maar huilen is bij mij niet verboden. En wanneer hij tot bedaren komt, vraag ik: "Jij bent de kleine dood?" "Ja", zegt hij, "mij sturen ze overal weg waar leven is en blijheid. Daar hebben ze me niet meer nodig. Maar ik moet toch ook leven!", snikt hij. "Natuurlijk kleine dood, blijf maar wat bij mij. Ik ben op dit moment ook niet zo gelukkig. Hou mij gezelschap, dan kunnen we samen praten, dan kunnen we allebei eens iets kwijt."Zo zitten we bij elkaar tot de kleine dood me opeens aankijkt en vlug vraagt: "aan wie denk je nou? Toe zeg het me gauw!""Ik denk aan jou," zeg ik. En op dat moment krijgt het dode mannetje echte ogen. Ze dansen als kleine sterretjes. "Ik denk aan jou", roep ik bewuster, en weer verandert hij en hij krijgt een echte huid en een echt hart. "Ja, ik denk aan jou", roep ik nog harder en hij krijgt echte haren en een echte neus. Ik zie een klein mannetje zitten, als opnieuw geboren door dat ene zinnetje: IK DENK AAN JOU, schreeuw ik zo hard ik kan. En plotseling springt hij recht en valt me om de hals en fluistert: en IK DENK AAN JOU. De dood is over! Op mijn stoel zit een klein mannetje, zijn ogen zien er fris uit en zijn gezicht is opgetogen. "Hoe heet je", vraag ik. "Het KLEINE LEVEN", zegt hij."Zo en wat ga je met dat leven doen? Hoe ga je dat doen?", vraag ik. "Door te zeggen: IK DENK AAN JOU", zegt hij stil.

 

bottom of page